De heilige ‘Talking Drum’ en de Spin
Oorspronkelijk verteld door Mrs. Annie Lydie Idime in Mbomo, vertaald in het Frans door Théophane Bokaka Bouanga.
Hervertelling en vertaling door Heidi Muijen en Tess van Dongen – voor QFWF- Animal wisdom collection nr. 1
Trots zijn op je afkomst hangt niet af van materieel bezit maar van spirituele rijkdom.
Ergens ver weg in een dorp leefde er vader samen met zijn kind. Men vond deze vader Lebongi ― met zandvliegen rond zijn voeten en motten in zijn haar ― lelijk, arm en vies. Toch moest hij wel verborgen kwaliteiten bezitten, want hij had een vrouw gevonden met wie hij een kind had gekregen: een zeer aantrekkelijke jongen.
Deze zoon werd een zeer goede drummer. De stem van diens instrument ― gemaakt van huid en hout ― liet hij betoverend mooi klinken; meeslepend klonken de ritmes en even modern als enig ander elektronisch instrument. Daarom werd hij vaak gevraagd voor ceremonies. Zo reisde hij veel, van dorp naar dorp.
Meer dan eens werd hem gevraagd:
“Wiens zoon ben je?”
Daar wilde hij nooit een antwoord op geven.
Soms wekelijks en steeds maandelijks was hij op reis naar allerlei verre streken. Uiteindelijk vestigde hij zich in een land, waar hij trouwde en kinderen kreeg.
Op een dag werd hij voor een dansfeest uitgenodigd. Met de palmen van zijn handen begon hij de drum te bespelen. Opgezweept door het enthousiaste publiek raakte hij in vervoering. Bevangen in die betovering sloeg hij de huid van de talking drum kapot.
“Oooh, heiligschennende Lebongi!”,
schreeuwden stemmen uit het publiek,
“Je hebt de heilige talking drum kapot gemaakt. Nu gaan wij jou doden.”
Voordat die straf ten uitvoer werd gevoerd, wilden zijn executeurs zijn vader ontmoeten. Lebongi vroeg zich af:
“Mijn vader? Waar kan ik hem vinden? …. Ik heb hem zo lang genegeerd, uit mijn leven gebannen. Zou hij wel willen komen en mij ondersteunen in deze netelige situatie?”
De stem van zijn geweten sprak:
“Ga maar gewoon, hij was het immers die jou naar deze wereld heeft gebracht.”
Zo ging hij naar het dorp waar zijn vader leefde. Gezien de noodlottige situatie voor zijn vrouw en kinderen, liet hij het wel uit zijn hoofd op de vlucht te slaan.
Aangekomen in zijn ouderlijk dorp was vader Lebongi juist in het woud om kosa stengels te snijden, waar netten van gemaakt worden. Bij terugkomst zag vader Lebongi dat de kandza, de ontmoetingsplek, helemaal schoon was geveegd.
“Wie heeft de kandza voor mij schoon gemaakt?”
Ook viel het hem op dat er water was gehaald in de kalebas.
“Oooh welk lieve kind heeft mij zo verwend? Ik heb immers geen kind meer?”
Een vreemd geluid liet hem opspringen en achter het huis kijken. Warempel stond daar zijn zoon, die brandhout bracht.
“Mijn zoon, wat ben je groot geworden. Heb jij de kandza schoon gemaakt?”
“Dag vader! Ja dat was ik.”
“Oooh, ik ben zo blij dat je er bent!”
‘s Avonds bereidde vader Lebongi voedsel en aten zij dat samen op, net zoals vroeger.
Na de maaltijd legde de zoon zijn situatie uit aan vader.
“Eigenlijk ben ik al dood. In het dorp waar ik getrouwd ben, kreeg ik problemen. De mensen van het dorp willen mij nu doden… Maar eerst moest ik mijn vader halen. Zij gaan mij dan voor uw ogen executeren!”
Vader Lebongi antwoordde:
“Als dat hun manier van doen is? Geen probleem! Zoals ik altijd zeg ‘onaangename zaken vinden altijd een slachtoffer’. Kom op, ik wil wel eens zien hoe ze jou voor mijn ogen gaan doden.”
Voordat ze vertrokken, stopte vader Lebongi een paar kola noten in zijn wildtas, met een handvol van ndongolonzomba, kleine wilde chili pepers.
Ze liepen naar het dorp. Diezelfde avond nog bazuinde de dorpsomroeper rond dat de jonge drummer teruggekomen was met zijn vader: de volgende dag zou de zaak dienen!
De volgende morgen kwamen de oude wijze mannen bijeen. Met een nors gezicht voegde vader Lebongi zich bij het gezelschap en ging tussen hen in zitten. Hij haalde uit zijn wildzak een paar kola noten ― in die tijd een zeldzame lekkernij ― en deelde ze met de andere mannen. Nadat ze op de kola noten hadden gekauwd begon de zitting.
De mannen vroegen aan vader Lebongi:
“Is dat uw zoon?”
Ja, knikte hij.
“Hij is in een ernstige zaak verwikkeld, maar we gaan hem niet doden zonder uw aanwezigheid. Hij heeft de talking drum, die sinds onze voorvaderen van generatie op generatie is doorgegeven, kapot gemaakt.”
Vader Lebongi antwoordde:
“Oké, Ik begrijp het. Weet dat ik de ernst van dat probleem niet ga ontkennen. Ik zal het accepteren. Maar voordat mijn kind wordt gedood, wil ik wel eerst de kola noten terug krijgen die jullie zojuist hebben gegeten.”
De mannen riepen in koor:
“Oké, tjaaah…”
Toen de wijze mannen door hadden welke wending Lebongi aan de zaak had gegeven, realiseerden ze zich dat ze geen kant meer op konden. De mannen hadden kola noten reeds gekauwd en doorgeslikt. Hoe zouden ze die kunnen ophoesten? Onmogelijk!
Toen trokken de oude wijze mannen zich achter het huis terug om te beraadslagen.
“Nee, dit kunnen we niet maken! Oude Lebongi is net zo’n oude wijze man als wij zijn. Het is zijn kind. We zullen hem niet doden. Laten we er maar in berusten. Er is geen zaak meer, er is niets om bij te leggen.”
Ze kwamen terug en zeiden dat de jonge Lebongi alleen voor het hout, de lianen en de huid hoefde te betalen.
En zo ― tot ieders grote vreugde ― realiseerde de dorpsgemeenschap zich dat de jonge beroemde musicus de zoon was van Lebongi, de wijze spin!