Wandeling
Sieth Delhaas
Ik zag haar toen
ze er al was
groter dan ik had gedacht
rustig alsof ze
aan mijn zijde hoorde
zandkleurig
en met elegante tred.
Ik begon meteen te spreken
zij keek op noch om
had ik mij naar haar
of zij zich naar
mijn tred gevoegd?
Het bos ademde herfstig
geen blad bewoog
en niemand om ons heen
te zien dat wonderlijke paar.
Dan …, licht buigt haar snuit naar rechts
de rest volgt kalm in stappen
En ik?
Ik praatte nog een tijdje door
en ging recht uit
tot zij zo goed als uit het zicht …
pas toen verstierf mijn spreken
en mijn trage zucht
was langer dan gerekend.
Het klopte wat
ik had gelezen in de krant.
Het gedicht gaat over een wolf in Rheden. Ik had toen net gelezen, dat als je een wolf tegenkomt je gewoon moet doorlopen en hardop moet gaan praten. Niet tegen die wolf, maar gewoon in de ruimte.