Het Hof van de Leeuw
Oorspronkelijk verteld door de inwoners van Mbomo en opgetekend door S.R. Kovo N’Sondé, gebaseerd op sociologische en mythologische bronnen.
Hervertelling en vertaling door Heidi Muijen en Tess van Dongen
Wanneer je goed luistert naar het water dat op de ijzeren aambeelden valt, kun je het gebrul van een leeuw horen. Toch is er in geen velden of wegen een leeuw te bekennen.
Ten zuiden van Djambala ligt het dorp Nkwe Mbali. Daar beneden, kun je het water van de rivier Lefini horen grommen en brullen. Wat je daar hoort, zijn niet zomaar neerstortende hemelse regens. De bron van deze prachtige repeterende muziek van de watervallen en de rivier Lefini ligt in de ronde heuvelen van Mbaun. Deze heilige wateren worden door de mensen van Nzi aanbeden. Van Zanaga tot Membé beweren de ouderen van het dorp, dat zich in de watervallen twee mysterieuze aambeelden bevinden, die dat woedende gebrul van het water versterken.
Lang geleden, nog voordat de mensheid bestond, waren er twee jonge leeuwen, Ngambu en Ngampika. Nog amper volwassen werden ze al gescheiden van hun moeder. Hun vader was in een gevecht om het leiderschap gedood door een rivaal. Om de jonge leeuwen te beschermen ― opdat haar zoons niet eveneens door deze nieuwe leider gedood zouden worden ― had hun moeder hen geholpen te ontsnappen.
Onverschrokken ontvluchtten de jonge leeuwen hun moederland, het gebied dat nu de nieuwe leider toebehoorde. Hoewel hun manen nog maar half volgroeid waren, voelden de jonge telgen zich reeds wraakzuchtig. Wat konden zij echter uitrichten? Zelfs met hun tweeën zouden ze voor de nieuwe leider een gemakkelijke prooi en welkom hapje zijn!
Zo dwaalden de jonge leeuwen wekenlang over de zandvlakten. Zij scharrelden nu eens hier en dan weer in een andere uithoek van de savannes. Onderwijl was de maan reeds vele malen vol geworden en weer geslonken tot een sikkeltje, om opnieuw geboren te worden. Zodra zij in de verte ook maar enig gebrul hoorden, sloegen ze een andere richting in.
Op een morgen werd Ngambu wakker door een zwerm grijze papagaaien met rode staarten die in de bomen aan het rondfladderen waren. Deze vogels spraken over een bijzondere plek: een aanlokkelijk oord waar de schuimende stromen murmelden, fluisterden en zongen als je dichterbij kwam. Een heilige plek — waar het levenswater de uiteinden van hun veren rood had gekleurd.
Ngambu wachtte tot zijn broer Ngampika wakker werd om hem dit bijzondere verhaal van de vogels te vertellen.
Maar toen Ngampika zijn ogen open sloeg, schenen ze met een vreemd licht. Hij wist alles al! In zijn droom had hij een stem gehoord en Ngambu’s weerschijn gezien met een rode veer van de Senegalese spoorkoekoek, die zijn manen versierde:
“Ngambu, laten we snel naar Mbaun gaan voordat de nacht invalt. Daar wachten een witte hen en een haan op ons. Zo heb ik in mijn droom gezien. Volg mij!”
Ngampika’s stem klonk plechtig en Ngambu kon niet anders dan met zijn broer instemmen. De papegaaien wezen hen de weg. Onderweg werd hun aandacht getrokken door een geluid. Ze hoorden een aanhoudend gezang, dat van overal om hen heen leek te komen. Nu volgden zij dit teken, het lied van de heilige wateren!
Eindelijk arriveerden zij op de bewuste plaats. Net toen de laatste zonnestralen het schuim van het voortruisende water rood kleurde. Daar, op de oever, zagen ze de haan en de hen. En tussen hen in stond een kalebas.
Opeens hoorden ze een stem, die zei:
“Ngambu, kijk in het water: wil je heersen of wraak nemen?”
Ngambu wendde zich tot zijn broer. Ngampika gebaarde dat hij naar het water moest luisteren:
“Wraak brengt wraak voort! Je was toch zelf ook op de vlucht gegaan voor geweld? Als je gaat heersen zonder te delen, volg je de weg van een tiran.”
Ngambu zei:
“Ik wil heersen met respect voor anderen; alleen met instemming van anderen.”
Op dat moment vloog de hen weg. Ze vloog het water in, tussen beide aambeelden in, terwijl de haan verdween in het licht van de ondergaande zon.
Op de oever lag alleen nog maar de kalebas waarin een rode veer dreef. Ngambu nam de kalebas en gooide die in het water. Deze zonk onmiddellijk. Ngampika deed een stap opzij, zodat zijn broer de waterval kon zien.
“Ngambu, kijk naar het water en vind je reflectie”
Dat deed Ngambu. Hij keek in het water. Daar zag hij de kalebas. Het was alsof deze werd geleid door de golven. Even kwam ze weer boven, voordat zij meedreef en terugkeerde naar de rivier.
“Dit is een teken: jij bent de nieuwe koning!”
Ngambu’s manen werden versierd met de rode Nku-veer uit de kalebas. Juist op dat moment werd het stil, stopte de waterval heel eventjes. Daarna namen de heilige wateren met dubbele kracht hun loop.
Elke dag — teneinde zijn broer te herinneren aan zijn eed en hem opnieuw het verbond te laten beleven die met de stem van de wateren gesloten was — plengde Ngampika een paar druppels van de rivier op het voorhoofd van Ngambu.
Op dat moment was er een majestueus gebrul te horen vanaf Nkwe Mbali, het hof van de leeuw.